RozemarijnOnline




Course
Dutch Mysticism





 • About the teacher
 • Reactions students
 • Literature
 • Texts mystics
 • Additions and faq


























Course about Christian spirituality
in a cultural-historical context



Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries

Hadewijch and John of Ruusbroec, their faith and way of thinking


Rozemarijn van Leeuwen
© 1999-2001



 >



Hadewijch, vision VIII:  five roads towards God



Texts used during the course Medieval Dutch Mysticism


During the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will read fragments of Hadewijch's eighth vision.

The source of the Middle Dutch text is: Werken van zuster Hadewijch, editie J. Vercoullie. Deel 2, Proza (Gent, 1895). Diplomatische uitgave naar de handschriften A, B en C. At dbnl.org.

The translation in nowadays Dutch: De visioenen van Hadewijch. Vertaald en van commentaar voorzien door P. Mommaers (Nijmegen/Brugge, 1979). Spiritualiteit deel 15, 2 dln.

The empty lines don't exist in the original manuscript, they are added for readability.



Content of the eighth vision


In this vision, Hadewijch sees a mountain with five paths, leading upwards, towards God. A kimpe (combatant, champion) shows her the first four pathways to God. But God Himself shows her the fifth road, with the words: 'Come and be the highest path yourself'. So you must not go this way, you have to be this way. This is the path of the continuous love, that leads to the ghebruken (the spiritual experience of the divine love in an intense, loving way).

God explains that Christ also took this path to go to mankind and to return to God (so 'being' this path, is also imitating Christ). Characteristic for this path (of loving God) are: diligence caused by growing longing; experiencing little consolation, but still being prepared to suffer for God; feeling tormented, but still remaining focused on knowledge of love; and sadness, but still merging into God with fierceness.

Christ then testifies that Hadewijch is this highest path, that she has realised it. So she can be a witness of this path and everyone who will reach God because of her testimony, will become holy/sacred. These five roads of union all have their origins in God. Hadewijch is honoured as triumphator.

Afterwards Hadewijch asks the kimpe, the combatant, why he couldn't explain the fifth path to her. He tells her that he never took this road. During his life, he approached faith in a theoratical, rational way. In hindsight he thinks this was a mistake and even says he did mankind injustice by not teaching people to approach faith in an affective way.

Hadewijch returns to her body, longing to the place she just left.



More explanation during the following lesson


In the third lesson of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries we will explore in more depth some fragments of Vision VIII:
3b. Hadewijch: roads towards God.

Return to the list of all the text used within this course:
Writings of the medieval mystics Hadewijch and Ruusbroec.



©  Copyright text below


It is not allowed to copy or publish below text, or to create a direct deeplink to this page. Further information under 'copyright' at the end of this page.





Hadewijch, vision VIII:  five roads towards God

Middle Dutch (left) and translation nowadays Dutch (right).





Ic sach enen groten berch die hoghe was ende breet, ende van onseggheleker scoenre ghedane. tote dien berghe ghinghen v. weghe hoghe staen, die alle dien edelen berch op ghinghen ten hoechsten sittene dat daer boven was. Mer si ghinghen hoghe ende meer hoghe ende noch hogere ende alre hoechst, Soe dat hi selve die hoechste was gheheel ende dat hoecste wesen selve.

Ende ic wert opghenomen ende wert ghevoert op dien berch. daer sach ic i. aenscyn van eweleker ghebrukenessen daer alle die weghe in inden, Ende daer alle die ghene die de weghe volbrachten, een in worden.

Ende een die mi daer op voerde, toende mi hem selven, ende alse ic daer op was, seide hi te mi: Sich hier hoe ic ben kimpe ende rijclec ghenen ghewareghen aenscine, dat al dore siet ende dore licht den volcomenen diensten, dat volleidet ende leert diviniteit ende vroetheit ende rijcheit gheeft aller ghebrukenessen van allen vollen consteleken smake. Ic ben ghetoent kimpe; siet dat mine sierheit es alse al verwinnende ende moghende derre dinc die al es daer de hemel ende die hille ende die erde vore dienen.

Ende ic ben dese weghe hoechst op comen ende gheleide di ende ic ben dijn gherechte verconde vanden vieren ende den vijften die dine es. die sal di oercunden de gherechte god, die hem di sende ende die hem di sent.
 
 



Ik zag een berg die hoog en breed was en er onuitsprekelijk mooi uitzag. Vijf wegen klommen tegen de edele berg op en zij leidden alle tot de hoogste plaats die daar boven was. Maar zij gingen hoog en hoger en nog hoger en nog eens hoger en dit op zo’n manier dat de berg zelf de hoogste en totale weg was en dat hij ook het wezen zelf was dat daar helemaal boven zat.

En ik werd opgenomen en die berg opgeleid. Daar zag ik een aanschijn van eeuwig ghebrukenisse waar al die wegen in uitlopen en waarin allen die die wegen volbracht hebben, één worden.

Iemand leidde mij daar op en liet zich aan mij zien. En toen ik boven was, sprak hij tot mij: "Kijk, hoe ik een overwinnaar ben, machtig voor dat waarachtige aanschijn dat alles doorziet en de volkomen diensten doorstraalt. Het leert volledige wetenschap over God en inzicht en rijkelijk schenkt het al wat er te genieten valt in heel de volle smaak der kennis. Het is mij aan te zien, dat ik een overwinnaar ben: zie hoe ik de tekenen draag van degene die alles overwint en zeggenschap heeft over dat was alles is en wat hemel, hel en aarde dienen.

Deze wegen ben ik opgeklommen, zo hoog als maar mogelijk is, en ik geleid u. (r. 22) Ik ben voor u een betrouwbare getuige van de vier wegen. Maar de vijfde, die de uwe is, zal God u tonen. Hij heeft hem u gezonden en zendt hem u".

ende doe toende hi mi voert dat onseggheleke scone aenscijn, ende dat was ane te siene alse ene grote viereghe vloet, widere ende diepere dan di zee; ende doe hoerdic eene grote stemme uter vloet, sprekende te mi: Comt ende wes selve die overste wech i. inden wesene diere volcomen in sijn, die met corten uren alle lange uren vervolghen.

Dijn grote derven van minnen heeft di ghegheven den oversten wech in mijn ghebruken, daer ic van aneghinghe derre werelt na hebben ghehaect, dattu dicke met swaren begherten ontgouden heves ende noch sels, dies te dervene datmen boven al beghert ende mi te gherijnne die ongherijnlec ben; dat es die corte ure, die alle langhe uren verwint.

Ende dats de wech te mijns selves naturen, daer ic te mi selve mede ghecomen hebbe ende gheghaen; ende daer mede ghinic ute te minen vader te di ende te dinen ende quam weder van di ende vanden dinen te minen vader. Die ure hebic di ghesent met mi ende di; sent voert ten dinen met mi.
 
 

Daarop toonde hij mij dat onuitsprekelijk mooie aanschijn. Het zag eruit als een grote vurige vloed, wijder en dieper dan de zee. En toen hoorde ik een krachtige stem die uit de vloed tot mij sprak: "Kom en wees zelf de hoogste weg, levend zoals zij die hem volmaakt volgen, die namelijk met korte uren al die lange uren inhalen.

Uw nooit-voldaan zijn in de minne, dat heeft u op de meest verheven weg naar het zaligende één-zijn met Mij gebracht. Daarnaar heb Ik vanaf het begin van de wereld gehaakt en gij hebt er al dikwijls met pijnlijke begeerte voor betaald - en dat zult ge nog doen. Dit gemis van wat men boven alles begeert en dit raken van Mij die onvatbaar blijft, dat is het korte uur dat alle lange uren overtreft.

Dat is ook de weg die naar mijn natuur leidt en waarlangs Ik tot Mezelf gekomen ben en van Mezelf ben uitgegaan. En langs die weg ging Ik uit van mijn Vader naar u en de uwen en kwam Ik weer van u en de uwen terug tot mijn Vader. Met Mezelf heb Ik u ook dit uur gezonden en gij moet het, met Mij, doorgeven aan de uwen.

Die ure die dat iaer verwint dat men pinen soude, dat bestu ende die ghene die altoes in nuwen vlite sijn van meerre begherten, Ende daer omme doghen grote versmaetheit ende die onghehoert boven macht, ende sijn van allen beclaghet ende twifelende boven alle de goede ghewerleke; die doemtmen Ende niemen en es hem wel na ghenadech. den godleken twifelt Ende den anderen wondert ende selke benident. die ure verwint dat iaer.

De maent die dat iaer verwint, dat bestu ende de ghene die lettel troests hebben in haren vernoye ende in haren ghebrukene van buten ende van binnen, ende dat gherne doghen om mi ende op minen troest te verlatene, dat ic hem comen sal; die vervolghen mi naerre ter maent dan die getroeste ten iare.

Die wile dat die maent verwint, dat sidi ende die ghene die om mi ende om andere die haers behoeven en in quale sijn om mi ende om hare mestaet ende om hare scade ende om hare verlies, van buten ende van binnen in al hare noet ende selve altoes arbeiden om te besittene kinnissen van minnen.
 
 

Het uur dat een jaar van inspanningen overtreft, dat zijt gij en zij die uit een altijd groter verlangen almaar nieuwe ijver halen. Zij lijden daarom grote versmading die hun krachten ongehoord te boven gaat. Zij worden door iedereen aangeklaagd en men twijfelt aan hen, ondanks hun goede daden: men veroordeelt hen en bijna niemand is goed voor ze. De brave gelovigen twijfelen aan hen, de anderen verwonderen er zich over en er zijn er ook nog die afgunstig zijn. Dit uur overtreft het jaar.

De maand die het jaar overtreft, dat zijt gij en zij die weinig troost hebben in hun verdriet en in het feit dat zij van buiten en van binnen te kort komen. Zij lijden dat graag om Mij: zij verlaten zich op de troost die Ik geef, dat Ik namelijk tot hen komen zal. Zij geraken dichter bij Mij in een maand dan degenen die dadelijk getroost worden in een jaar.

De korte tijd die de maand overtreft, dat zijt gij en al degenen die gekweld worden om Mij en om de anderen die hen nodig hebben, om Mij en het verzuim van die mensen en om de schade en het verlies dat zij lijden van buiten en binnen, in al hun nood. En zelf leggen zij zich voortdurend toe op het bezitten van de kennis van de minne.

Die daghe die de weke verhalen, dat bestu ende die ghene die in iammere vallen sonder scout ende daertoe niedech ghenoech te gode datse ghene scout en hebben verhaelt. Ende want du eneghe dine caritate van allen met mi enech heves bracht ende du mi ende derre uren berurende waers met miere naturen weghe die ic quam ende ghinc, Soe orcondic di met gherechten oerconde, daer ic mede ben mijns vader waerheit. Ende mijn vader oerconde mi dattu best die overste wech ende dien met di heves bracht, daeric na hebbe ontbonden met minen verhoelnen weghen.

Ende want du dit bekint heves in onser beider heilicheit, nu wes heilech in ons ende in alle die comen selen bi ons in dine kinnesse, die doch heilech comen; ende alsoe enech datse u boven al in dit wesen kinnen ende ghetrouwen ende u dat dienen, dat ghijt sijt die dit es, ende datse mi in dit wesen begaren ende recht houden in u ende gheven tote dien daghe datse gheleiden soe hoech leven dat ic ende mijn vader ende ghi moghen gheven ghetrouwe oerconde, dat hare corte ure alsoe langhe tide verwint.

Nu hevestu mijns ghesmaect ende ontfaen van buten ende van binnen, ende du heves verstaen die eneghe weghe die gheheel in mi beghinnen. Nu kere di in mi alse de onverwonne, die heves verwonnen alle hemelsche ende alle aerdsche ende alle hilsche kimpen ende verwinre wes gheciert. Gheleide alle die ongheleide na hare werdecheit, daer se van mi toe ghemint sijn ende daerse mi in minnen ende dienen na recht miere naturen, daer ic al mede ben, dat alle creaturen behoeven ende dat hem gerieft.
 
 

De dagen die de weken inhalen, dat zijt gij en degenen die zonder schuld in droefheid komen te verkeren, maar die daarbij even krachtig tot God blijven opgaan, daar zij geen schuld op zich geladen hebben. En daar gij, zelf één, uw liefde voor alle mensen in Mij tot eenheid hebt gebracht en Mij in die uren raakte met de wegen van mijn natuur waarlangs Ik gekomen ben en terugging, daarom bevestig Ik in een waarachtige getuigenis - Ik ben daarin de waarheid van mijn Vader - wat mijn Vader Mij bevestigd heeft, dat gij namelijk de hoogste weg zijt en dat gij deze, waarop Ik met mijn verborgen wegen gewacht heb, met u hebt meegebracht.

En daar gij dit in ons beider heiligheid erkend hebt, wees nu heilig in ons. Al degenen die tot ons zullen komen door u te kennen, zullen heilig worden en (inwendig) zo één, dat zij boven alles zullen weten dat gij in deze weg zijt, zij zullen hem u toeschrijven, zij zullen u dienen, omdat gij zo zijt. In deze weg zullen zij Mij zoeken en u recht doen tot de dag dat zij zo'n verheven leven leiden, dat Ik en mijn Vader en gij waarachtig kunnen getuigen dat hun korte uur zulke lange tijden overtreft.

Nu hebt gij Mij gesmaakt en van buiten en van binnen ontvangen. En gij hebt de wegen der vereniging begrepen die in Mij hun ene oorsprong hebben. Keer u nu tot Mij als degene die onoverwonnen is en die alle strijders van hemel, aarde en hel overwonnen heeft en wees als overwinnaar getooid. Geleid al degenen die geen leiding hebben volgens de waarde die Ik in hen bemin en die hen Mij doet beminnen en dienen naar het recht van mijn natuur waarmee Ik alles ben wat alle schepselen nodig hebben en kunnen gebruiken".

Ende ic quam weder int ghemoet dies geests die mi daer brachte. Ende ic vraghede hem: kimpe here, hoe sidi gheciert uwen hoghen oerconde, daer ghi mi toe leidet ende niet ne volleidet. ende hi seide mi wie hi was.

Daer na seide hi te mi: Jc oerconde u die iiij. wegen ende volleide; daer in bekinnic mi ende die tide verwinne ic. Ende den vijften gaf u die ghetrouwe, dien ghi ontfinct daer ic niet en ben. want doe ic mensche levede, haddic te lettel minnen met affectien ende volghede den scerpen rade vanden geeste. daerbi ne mochtic niet beruert werden te alsoe enegher minnen, want ic der edelre menscheit groot onrecht dede, dat ic hare diere affectien buten hilt.

Ende hi seide: kere weder in dine materie ende laet bloeyen dine werke ende stucken van onghenade sijn di nakende; Want du best kerende alse al verwinnende, want du al verwonnen heves.

Doe quamic in mi selven alse ene nuwe herde sereghe ende emmermeer wesen sal tote dien daghe, dat ic daer weder in valle daer ic doe af keerde.


∗ ∗ ∗


Hadewijch, visioen VIII.

Source Middle Dutch text: Werken van zuster Hadewijch, editie J. Vercoullie. Deel 2 (Gent, 1895).



 
 

(r. 96) En ik kwam terug in de tegenwoordigheid van de geest die me daar gebracht had. Ik vroeg hem: "Heer kampvechter, hoe komt het dat gij die hoge tekenen van u moogt dragen en mij die wel bijbrengt, maar dat gij mij niet ten einde toe leidt?" En hij zei me wie hij was.

Daarna zei hij tot mij: "Ik leg bij u getuigenis af voor de vier wegen. Die ga ik helemaal voor, die erken ik als de mijne en de duur ervan kan ik aan. Maar de vijfde weg gaf de getrouwe God ú. Gij hebt hem ontvangen daar waar ik niet ben. Want toen ik als mens leefde, had ik te weinig affektie in de minne - ik volgde de scherpe raad van de geest. En op die manier kon ik niet opgewekt worden tot de minne die zo'n groot één-zijn, als gij kent, bewerkt. Ik heb de edele mensheid groot onrecht aangedaan, omdat ik haar buiten de affektie hield".

En hij sprak: "Keer terug in uw lichaam en laat uw werken bloeien. De slagen van de ongenade hangen u boven het hoofd. Gij keert terug als degene die alles overwint, want hier hebt gij alles overwonnen".

Toen kwam ik weer in mezelf: iemand met nieuw, erg harteleed en die dat altijd zal blijven voelen tot de dag waarop ik daar weer in opgenomen word waar ik nu vandaan kwam.


∗ ∗ ∗


Hadewijch, visioen VIII.

Translation: P. Mommaers, De visioenen van Hadewijch (1979).






Copyright


©  The text above is part of the course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries, by Rozemarijn van Leeuwen (1999-2001).

It is not allowed to copy or publish above text, nor digital nor in print, without the right acknowledgement, and according to lawful citation- and copyright.


This page isn't in the public domain

This page is, due to copyright, hidden for searching machines (using 'noindex') and can't be found in the public domain. This page is not indexed by searching machines and can't be found by searching kewords.

This text explicitly is meant as part and background of the course Medieval Dutch Mysticism and is only accessible frome there. All internal links on this website use the 'nofollow'-tag within their html-code, to furthermore guarantee the unfindability of this page.


Do not link directly to this page

It's not allowed to create direct deeplinks to this page, making this page findable from the public doamin.

Only link to the lecture in which above text is quoted and clarified.

In this case lecture: 3b. Hadewijch: roads towards God.



∗         ∗         ∗




Follow the whole course Medieval Dutch Mysticism in the Low Countries online:

    first lesson hour (cultural-historical background) second lesson hour (reading texts)
  1 The Middle Ages What is mysticism?
  2 The medieval world view Hadewijch: vision and mysticism
  3 Hadewijch: glimpse of her life Hadewijch: roads towards God
  4 Women in the Middle Ages Hadewijch: bridal mysticism
  5 Ruusbroec: course of his life Ruusbroec: Active Life
  6 The horrible 14th century Ruusbroec: Inward Life
  7 Image and resemblance of God Ruusbroec: To meet Him




 >